De ROUWKAPEL (1890, Neo-Gotische stijl), op een plattegrond van een halve veelhoek, is opgetrokken in rood-bruine baksteen op een donker bakstenen trasraam, afgezet met een muizetandlijst, en wordt gedekt door een zadelschilddak met leidekking, met op de nok een piron, waartegen een tuitgevel is aangezet. Op elke hoek een steunbeer op een donker bakstenen basement met hardstenen dekplaat. In de vijf zijmuren bevinden zich spitsboognissen onder rollaag met bakstenen onderdorpel.
In de tuitgevel aan de westzijde bevindt zich centraal de entree die omlijst wordt door een spitsboog onder rollaag; in de top een korfboognis met aan weerszijden een nis onder getrapte keperboog met bakstenen onderdorpel; twee rode bakstenen bloemmotieven. Op de nok een gietijzeren windwijzer in bloemmotief.
In de achtergevel (oostzijde) bevindt zich in het trasraam een korfboognis onder rode bakstenen rollaag, die is dichtgezet; ervoor een stoep omlijst met bakstenen.
Het zes-delige kruisgewelf van het INTERIEUR bevat ribben van rode baksteen, de vlakken zijn opgevuld met gele baksteen. In de muren twee korfboog- en twee spitsboognissen, die later zijn dichtgezet. Op het rechthoekige geel/rode bakstenen altaar is een beeldengroep van natuursteen geplaatst, voorstellende Jezus aan het kruis en Maria en Johannes.